Titel: "Kathleen in de Ochtend"
De zon was nog niet helemaal wakker, maar Kathleen wel. In het schemerlicht van haar keuken stond ze met een kop koffie, haar blik op het raam gericht. Buiten sliep Geraardsbergen nog, maar binnen begon haar dag al — niet met stilte, maar met verantwoordelijkheid.
Ze was moeder. Vrouw. Vriendin. Soms ook een beetje tovenares, als ze erin slaagde om boterhammen, een verloren turnzak en een driftbui te temmen vóór acht uur. Niemand zag haar magie, behalve haar kinderen. En dat was genoeg.
Kathleen had dromen. Niet alleen van een opgeruimd huis of een warme maaltijd die iedereen lustte — maar ook van schrijven, lezen, misschien ooit een eigen zaak. Die dromen lagen niet op de plank, ze lagen in haar hart. Ze droeg ze mee, tussen de was en de boodschappen, als kleine vonken die haar blik soms deden oplichten.
Op moeilijke dagen — wanneer de vermoeidheid haar schouders zwaarder maakte dan de boodschappentassen — dacht ze aan haar moeder. Aan de kracht die vrouwen doorgeven zonder woorden. En dan rechtte ze haar rug, zette ze muziek op, en danste ze door de woonkamer alsof de wereld even alleen van haar was.
Kathleen was geen heldin in een boek. Ze was een vrouw van vlees en bloed, met twijfels, met liefde, met een ontembare wil om haar kinderen een thuis te geven waar ze zichzelf mochten zijn. En dat maakte haar verhaal groots.